De financiële toestand van de gemeente.
Deze inrichtingen zorgen voor overlast, sluikstorten, vervuiling, verkeersproblemen en verhoogde veiligheidsrisico's.
De uitbatingsvergunningen worden daarom gekoppeld aan twee belastingen:
Artikel 170 §4 van de Grondwet
Het decreet lokaal bestuur
Artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet
Wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in de handel; ambacht en dienstverlening, met latere wijzigingen;
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, met latere wijzigingen.
De gemeenteraad keurt voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031 een belasting goed op de afgifte van een uitbatingsvergunning en een jaarlijkse belasting op het hebben van een uitbatingsvergunning.
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
§ 1. De éénmalige belasting op de afgifte van een uitbatingsvergunning bedraagt 6.000,00 euro voor de afgifte van een uitbatingsvergunning;
§ 2. De jaarlijkse belasting op het hebben van een uitbatingsvergunning bedraagt 1.500,00 euro voor het hebben van een uitbatingsvergunning op 1 januari van het aanslagjaar.
Voor nieuwe inrichtingen wordt de jaarlijkse belasting op het hebben van een uitbatingsvergunning niet opgelegd in het jaar van de afgifte van de uitbatingsvergunning.
De jaarlijkse belasting op het hebben van een uitbatingsvergunning is ondeelbaar: de stopzetting of vermindering van de uitbating, het verval van rechtswege, de administratieve schorsing of intrekking van de uitbatingsvergunning of de tijdelijke of definitieve sluiting van de inrichting tijdens het aanslagjaar kan niet leiden tot een vermindering of kwijtschelding van de belasting.
§ 1. De belasting op de afgifte van een uitbatingsvergunning is verschuldigd door de uitbater op wiens naam de uitbatingsvergunning wordt toegekend.
§ 2. De jaarlijkse belasting op het hebben van een uitbatingsvergunning is verschuldigd door de houder van de uitbatingsvergunning op 1 januari van het aanslagjaar.
De in artikel 3 vermelde bedragen worden elke dienstjaar aangepast aan de gezondheidsindex van december van het jaar voorafgaand aan het dienstjaar. Als basis geldt de gezondheidsindex van december 2021.
Deze bedragen worden steeds afgerond naar het dichtstbijzijnde gehele getal.
De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
§ 1. De belastingplichtige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen;
§ 2. Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
De indiening van het bezwaarschrift kan gebeuren door verzending, door overhandiging of via een duurzame drager.
Dit belastingreglement treedt in werking op 1 januari 2026.