Vanuit de dienst omgeving wordt het verzoek tot gedeeltelijke opheffing op basis van bewijs van 30 jaar onafgebroken niet-gebruik door het publiek positief geadviseerd. Er zijn voldoende aantoonbare redenen om te concluderen dat het betrokken gedeelte van de voetweg nr. 61 reeds meer dan 30 jaar 'in onbruik' is en dat de gedeeltelijke opheffing wenselijk is:
- De vergunningshistoriek van volgende percelen toont het langdurige onbruik (meer dan 30 jaar) aan:
- De afschaffing van betrokken deel van de voetweg nr. 61 diende principieel te gebeuren voorafgaand aan de verlening van hogervermelde stedenbouwkundige vergunningen/verkavelingsvergunning. Noch de betrokken eigenaars/aanvragers, noch het gemeentebestuur nam hierin initiatief.
- Uit de beschikbare luchtfoto's (zie foto's Google Earth en Geopunt uit 1971, 2009, 2017 en 2022 in bijlage) van de site blijkt duidelijk dat het betrokken deel van de voetweg nr. 61 slechts theoretisch aanwezig is, er zijn op geen enkele van deze foto's sporen terug te vinden van fysiek gebruik van de voetweg.
De dienst omgeving zowel als de dienst infrastructuur/mobiliteit kunnen zich principieel vinden in de gedeeltelijke afschaffing van de voetweg alsook in de voorgestelde procedure 'opheffing op basis van bewijs van 30 jaar onafgebroken niet-gebruik door het publiek' (principe overeenkomstig artikel 14 en procedure overeenkomstig artikels 20 tem 23 van het Decreet houdende de Gemeentewegen, BS. 12/08/2019).
Dit advies is bovendien in regel met de voorwaarden van artikels 3 en 4 (doelstellingen en afwegingskader) van vermeld decreet.
De gemeenteraad neemt kennis van het vermelde verzoekschrift en bevestigt dat de vraag tot gedeeltelijke opheffing van voetweg nr. 61 voldoet aan de voorwaarden voor 'opheffing op basis van bewijs van 30 jaar onafgebroken niet-gebruik door het publiek' (artikel 14 van het Decreet houdende de Gemeentewegen). Middels vermelde motiveringen en bijgaande bewijsstukken wordt duidelijk aangetoond dat betrokken voetweg reeds meer dan 30 jaar 'in onbruik' is.
Verdere procedure tot gedeeltelijke opheffing dient op initiatief van de gemeente gevoerd te worden overeenkomstig artikels 20 tem 23 van voornoemd Decreet.
Na de vaststelling door de gemeenteraad van deze beslissing kan een aanvraag tot omgevingsvergunning voor bouwen van een eengezinswoning ingediend worden en ontvankelijk verklaard worden.